Veilig werken op een ladder | Aandachspunten
Een ladder is een handig stuk gereedschap voor uw klus, maar houdt bij gebruik hiervan altijd de volgende punten in aandacht.
Aandachtspunten/Maatregelen gebruik ladder
Zorg dat alle sporten aanwezig en onbeschadigd aanwezig zijn. Een ladder moet in goede staat van onderhoud verkeren. Sporten moeten in het hout van de bomen rusten: zij mogen niet uitsluitend opgespijkerd of aangeschroefd zijn.
Een ladder moet ten minste 1 m uitsteken boven de plaats waartoe deze toegang geeft, voor zover niet op een andere wijze voldoende zekerheid bij het op- en afstappen wordt geboden.
De breedte tussen de stijlen moet minstens 300 mm zijn.
De ladder moet in goede staat van onderhoud verkeren en tegen te sterk doorbuigen zijn gezekerd.
Elke ladder moet tegen wegglijden en omvallen gezekerd zijn. Afhankelijk van het doel waarvoor de ladder wordt gebruikt en van de gesteldheid van de vloer waarop de ladder moet staan, komen de volgende middelen in aanmerking:
- stroeve voetverbreders;
- vastbinden van de ladder;
- haken aan de bovenzijde van de bomen.
– Alle ladders moeten minimaal jaarlijks gekeurd worden door een deskundige. Gegevens moeten schriftelijk vastgelegd worden. Deze keuringen moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn.
Ladders moeten stabiel geplaatst worden, op een onbeweeglijke ondergrond, zodat de sporten horizontaal blijven.
– Meerdelige ladders en schuifladders moeten zodanig gebruikt worden dat de verschillende delen niet t.o.v. elkaar kunnen bewegen.
– Er moet voldoende vrije ruimte zijn voor plaatsing van een ladder en het gebruik bij windkracht 6 of hoger is niet toegestaan.
– Een ladder moet worden gesteld onder een hoek van ca. 75 graden (een vuistregel is om de tenen tegen de onderkant van de ladder te plaatsen en de ladder met gestrekte armen recht vooruit te pakken).
– Plaats een ladder niet op een hellend vlak, een zachte oneffen of gladde ondergrond, op een tafel of kist, achterstevoren of ondersteboven.
– Sporten en ladderschoenen schoon houden; de ladder niet beklimmen met gladde of vervuilde zolen.
– Beklim een ladder met het gezicht naar de ladder toe en gebruik twee handen; materiaal en gereedschap kunnen beter met een touw omhoog worden gebracht.
– Sluit een deur af of blokkeer de doorgang als u een ladder voor een deur moet plaatsen.
– Plaats metalen ladders nooit in de buurt van onder spanning staande blanke delen; houd minimaal een afstand van twee meter aan of gebruik een geisoleerde ladder (hout/kunststof).
– Reik nooit te ver buiten de ladder en steun nooit met een voet (op bijvoorbeeld) een raamkozijn of dorpel; de ladder kan gaan schuiven.
– Plaats een ladder niet direct tegen een raam; gebruik in dit geval dwarssteunen.
– Beklim een ladder of trap (zonder platform) nooit hoger dan de vierde tree van boven.
– Uit overwegingen van veiligheid voor het publiek, met name kinderen, mogen ladders niet onbeheerd worden achtergelaten.
– Werkruimten en opslagplaatsen die boven de begane grond zijn gelegen en die regelmatig worden betreden, moeten zijn voorzien van een deugdelijke vaste trap, waarvan de treden bij voorkeur zijn voorzien van een antislipprofiel.
– Het werken vanaf staande ladders wordt tot een werkhoogte van maximaal 10 m voorlopig nog vrij toegestaan.
– Een staande ladder moet in het algemeen ten minste 2,5 m verwijderd blijven van ongeisoleerde elektrische leidingen (laagspanning).
– Een ladder mag niet worden opgesteld voor een deur die naar de ladder toedraait.
– Zo nodig moet de omgeving worden afgezet. Dit geldt o.a. bij verkeer en voetgangers.
– De schuif- of opsteekladder moet met het juiste ladderdeel naar de klimzijde zijn opgesteld.
– Ladders mogen alleen door een persoon belast worden tenzij anders vermeld staat op de ladder.
– De opstelling van een ladder moet in een hoek van 65° tot 75° ten opzichte van het verticale vlak.
– Een ladder buiten niet gebruiken bij windsnelheden van meer dan 6 Beaufort.
– De onderzijde moet breder zijn dan, of gelijk zijn aan de bovenzijde (bij een niet-vrijstaande ladder).
